Parasha Wayiqra - Hebreeën 10:1-18


De uitgebreide offerdiensten van het Oude Testament hebben wel over verzoening gesproken, maar nooit werkelijk verzoening gebracht. Het onafgebroken brengen van offers heeft nimmer degenen die ze brachten kunnen volmaken. Het was een schaduwdienst, een heenwijzing naar wat nog komen moest. De offerdiensten wekten een verlangen naar daadwerkelijke verlossing en volmaking, want door de offerdiensten werd de zonde in gedachtenis gebracht. De zonde werd erdoor bedekt, maar er niet door weggenomen.

Ieder die een offer bracht, merkte al te duidelijk in zijn leven dat het bloed van stieren en bokken de zonde niet wegnam. Daarom zegt David, hoewel alle offers naar de wet van God gebracht werden: „Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid”. Dit is een profetisch woord uit een psalm van David (Ps.40:7).

Hij sprak niet over zichzelf, maar over de David-Zoon, de Messias! Deze, direct na de zondeval beloofde zoon, zou het volmaakte Lam Gods worden! God Zelf zou neerdalen in de gestalte van een mens, als een volmaakt mens. Niet volmaakt naar onze maatstaven, maar volmaakt, omdat Hij volkomen gewillig Zich beschikbaar stelde om de wil van God te doen.

Hij kwam niet op aarde als een sterke, onoverwinnelijke held, maar als een zwak, klein kind, voor wie de meest vanzelfsprekende voorbereidingen niet eens gemaakt waren. Geen plek om geboren te worden dan een stal. Neen, de mensen hadden zich niet voorbereid, maar in de Boekrol stond al van Hem geschreven. Hij kwam om Gods wil te volbrengen, op een aarde vol geweldenarij! Hij is gekomen voor mensen die naar Hem niet meer vragen, maar naar wie Zijn onbegrensde liefde is blijven uitgaan tot op de huidige dag.                                                                               

26 dec.

Omdat dit Bijbelgedeelte ook op een andere datum ter sprake kwam in het dagboek, nog een aanvulling:

 

In Psalm 51 staat:

„Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, ... De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God” (:18,19).

Wat een zelfbedrog, te denken dat God verzoening zou doen over onze zonden als wij Hem een dier zouden offeren! Dit is de zuiverste afgoderij. Dit zelfbedrog heeft ver afgedwaalde mensen er zelfs toe gebracht hun kinderen voor de goden in het vuur te werpen.
God heeft geen behoefte aan bloedige dieroffers, ook niet als ze naar de wet gebracht worden (:8). Ook hier geldt dat de letter doodt, maar de Geest alleen levend maakt.

Toen de mensen hun offerdieren lieten slachten, terwijl hun hart er niet bij verbroken werd in het besef dat dit onschuldige dier in hun plaats stierf, ging God zelfs zo ver dat Hij er van zei: „Ik walg van uw offers!”


Er is geen verzoening van schuld, zelfs niet bij het offeren van duizenden rammen, zelfs al keren we onze portemonnee om in de offerschalen!
Er is zelfs geen verzoening door het offer van Christus aan het kruis van Golgota, als er bij ons niet een verbroken hart is in het besef dat Hij in onze plaats stierf. Maar Jezus had wel een verbroken hart, toen Hij Zichzelf ten offer gaf aan het kruis voor onze zonden. Als wij beseffen hoe een onmogelijke weg Hij voor ons is gegaan, waarin Hij bereid was om door Zijn hemelse Vader verlaten te worden toen Hij onze zonden op zich nam, opdat wij nooit meer van God verlaten zouden zijn, dan breekt dat onze trots, ebt al ons systematisch denken weg. Dan knielen we neer, want wat kunnen we nog anders doen? In die ootmoed verstaan we misschien iets van hoe volmaakt Hij is.

19 februari


Het is niet goed dat gelovigen zo vaak kritiek hebben op de offerdienst. Je merkt het al in de Bijbelvertalingen, op meerdere plaatsen, zoals ook  hier in Hebreeën 10:1 is door de vertalers aan de zin het woordje 'slechts' toegevoegd: "omdat de wet 'slechts' een voorafschaduwing toont'.  Het woord 'slechts' (of een aanduiding met die betekenis) staat niet in de brontekst.  Meestal wordt zoiets gedaan om de zin begrijpelijker te doen zijn of omdat het in de Nederlandse taal een goed lopende zin moet zijn. Maar hier heeft het ingevoegde woordje “slechts” de verkeerde bedoeling om die “schaduw van de toekomstige heilsgoederen (HSV)” als nu al 'als ten volle vervuld' te zien en de geldigheid van de wet, af te zwakken.

Het is goed om eerst te zien dat YAHWEH zelf de offerdienst onder Israël heeft ingesteld. Het offeren is geen bedenksel van Israël als godsdienstig volk.  De HEERE heeft zelf de offerdienst voorgeschreven. Hij heeft Zijn volk voorgeschreven dat ze offers moeten brengen en hoe ze dat moeten doen. Hij neemt het ze kwalijk, als ze Hem de offers niet brengen zoals Hij het voorgeschreven heeft. De offers, die volgens Zijn voorschrift met een hart vol liefde aan Hem gebracht worden,  zijn voor Hem een lieflijke reuk. De HEERE heeft daar echt plezier in. Hij wordt er blij van als offers zo gebracht worden. Zie o.a. Leviticus  1 t/m 6  en 8. De HEERE gaf Israël geen slechte, maar juist heilzame wetten.

Het is belangrijk om vanuit dit perspectief, dat de HEERE zelf geeft,  naar het vervolg te kijken. De HEERE meent wat Hij zegt, je kunt echt op Hem aan.  

Wie de profetieën van Jeremia leest weet hoe het volk de tempeldienst combineerde met afgodenoffers. Dat de priesters dronken waren en voor geld offeraars door lieten gaan met offerdieren die verminkt waren, een mooie manier om ze kwijt te raken.  Het werd een walgelijk ritueel. Niet omdat God het niet goed had bedoeld, maar omdat de gelovigen  het onderscheid tussen heilig en onheilig misten. Geen wonder dat God ervan walgde.  De priesters gaven geen goede leiding aan het volk.  Het was niet zo erg als je zondigde, je nam gewoon het slechtste deel van je veestapel, je offerde het, ach dan was je weer vrijgesproken. Maar zo is het beslist niet! 

In Psalm 51 lezen we over het berouw dat David heeft over zijn zonde met Batséba. Dat is een goed voorbeeld van de houding die we moeten hebben als we gezondigd hebben.  David verootmoedigde zich diep en dat ontbrak nu zo vaak in de tempeldienst.

De offers hebben David niet gered. De offers zelf zorgen niet voor redding en verlossing. Wie de offers alleen als een ritueel brengt,  moet niet denken dat de HEERE echt naar je luistert. Wie echter zijn oren laat doorboren, wie met oren en hart voor de HEERE als zijn God en Redder openstaat, ontvangt Gods redding.  Psalm 51 spreekt ook over het herstel van de offerdienst, waarin God weer vreugde heeft.

20. Doe goed aan Sion, naar Uw welbehagen;

bouw de muren van Jeruzalem op.

21. Dan zult U vreugde vinden in offers van gerechtigheid,

in een brandoffer en een offer dat geheel verteerd wordt;

dan zal men jonge stieren offeren op Uw altaar.

 

Dan zal YAHWEH weer vreugde vinden in de offers van gerechtigheid. In het Vrederijk wordt de offerdienst in Israël hersteld. Er is dan geen aardse hogepriester meer bij en er is ook geen verzoeningsark met verzoendeksel. (Je kunt het lezen in de hoofdstukken 40  tm 48 van het boek Ezechiël).  Het is dan een terugziende schaduw van wat er op Golgotha en voor Gods troon heeft plaatsgevonden. Maar de HEERE is er zelf bij. Hijzelf zal Israël weiden, omdat de leidslieden het volk hebben doen afdwalen. Zie Ezechiël 34. 
In het Nieuwe Jeruzalem is er geen tempel meer.  Dan zijn er ook geen zonden meer. Daar is God alles in allen! 

Ida

Maak jouw eigen website met JouwWeb