Parasha Wajitse, en hij ging uit

Ja’aqobh wordt door Jitschaq naar het oosten gestuurd, op zoek naar een vrouw want de vrouwen van Esav zijn een bron van ergernis voor Jitschaq en Rivkah… Ja’aqobh moet een vrouw gaan zoeken uit hun eigen familie.

Wanneer hij op zijn reis een droom krijgt over engelen, die op en neer gaan op een ladder welke in de hemel eindigt, weet hij dat de God van zijn vader Jitschaq en zijn opa Abraham ook met hém is en noemt hij de plaats Beth-El, בֵית אֶל Huis van God. God bekrachtigt hier met opnieuw de belofte die Hij aan Abraham al had gedaan met prachtige woorden. Het is bijzonder dat God daar later weer aan refereert met te zeggen: ‘Ik ben de God van Beth-El (31:13).’

Bij zijn oom Labhan (meneer De Wit; labhan -לָבַן- is Hebreeuws voor wit) aangekomen, ziet Ja’aqobh Leah en Rachel. In de vertalingen zien we dikwijls staan dat Leah fletse ogen zou hebben, dit klopt echter niet. Leah heeft tedere ogen (רַך rakh). Rakh kan echter ook betekenen zwak of jong, zacht, lief, verwend, flauw. Dat zijn nogal wat betekenissen! Wie was Leah dan als we al deze vertalingen zien en weten dat het oog de lamp van de ziel is? Was ze lief, verwend, zacht? Er staat niet zo veel over haar geschreven, wel weten we dat ze door Ja’aqobh veel minder bemind was dan haar zusje en dat moet haar veel pijn hebben gedaan, wat haar rol ook was in de omwisseling als bruid, weliswaar door haar vader bedacht, maar wel met medewerking van haar. Het is een rare geschiedenis. Haar kinderen zijn in de geschiedenis belangrijker gebleken dan die van Rachel, uit Leah komt de Messias voort, niet uit Rachel…

Maar tijdens die eerste ontmoeting tussen Ja’aqobh en de twee zussen is Rachel verder ook schoon van uiterlijk en daar valt hij voor, Leahs tedere ogen zijn blijkbaar niet genoeg voor hem of hij vindt haar flauw en verwend? We weten het niet. Het is overigens opvallend dat veel mensen in het volk Israël Leah’s tedere ogen geërfd lijken te hebben, we zien hier in Israël mensen om ons heen met opvallend zachte donkere ogen, prachtig!

We kennen allemaal de geschiedenis: het bedrog van Labhan door de zussen te verwisselen en dan moet Ja’aqobh nóg zeven jaar werken om Rachel, het is niet eerlijk. Na de tweede zeven jaar bedingt hij zijn loon: al het gevlekte vee. Hij doet er dan nog zes jaar over om een gevlekte kudde bij elkaar te sparen en heeft uiteindelijk meer dan zijn schoonvader.

In die tijd worden elf van de twaalf zonen geboren, alsmede Leah’s dochter Dinah. Benjamin laat nog even op zich wachten. De spanning tussen de zussen Rachel en Leah is duidelijk voelbaar, zeker als Leah als eerste vier zonen krijgt en Rachel nog helemaal niets. Via de slavinnen Zilpah en Bilhah worden meer zonen geboren. Dat is een gebruik in die tijd: op de schoot van de huisvrouw baart de slavin een kind dat vervolgens aan de huisvrouw gaat toebehoren. Dan baart Rachel Joseph.

De namen van de zonen vertellen een verhaal. Om er een paar te noemen: Rubhen, רְאוּ בֶן- betekent: Zie, een zoon! Levi -לֶוִי- betekent aanhechting, ‘nu zal mijn man zich aan mij hechten,’ zegt Leah. De naam Joseph betekent verzamelen. Moeder Rachel wil nog veel meer kinderen, zodoende noemt ze haar eerste zoon zo. Weet zij veel dat hij ooit graan zal verzamelen om alle broers en heel de bevolking van Egypte in leven te houden?

Wanneer Ja’aqobh uiteindelijk vertrekt, komt zijn schoonvader hem nog achterna en na wat ruzie om de huisafgod die Rachel heeft gestolen, sluiten Ja’aqobh en Labhan een verbond. Pas dan kan Ja’aqobh met zijn gezin in vrede verder trekken, weg van Labhan.

En dan Hosea… wat is er van dit volk, de nakomelingen van Abraham, Jitschaq en Ja’aqobh terecht gekomen? Het is niet mis wat Hosea allemaal profeteert, het volk is afgevallen van God.

In geen andere profeet staat zoveel lyrische liefde van God aan zijn volk beschreven als in Hosea: ‘Ik leerde Ephraim lopen, Ik nam hen op mijn arm, maar zij erkenden niet dat Ik hen genas (Hosea 11:3).’ En daarna de lyrische woorden in vers 8 en verder: ‘Hoe zou Ik u prijsgeven, Ephraim, u overleveren, Israël… Mijn hart keert zich in Mij om, ten volle wordt Mijn erbarming opgewekt…’ en nog verder: ‘Ik zal Ephraim niet verderven want Ik ben God en geen mens!’

Overigens staat er in 11:7 in de meeste vertalingen een fout; er staat: ‘En al roepen zij tot Hem, toch zal Hij hen niet opheffen,’ echter (en gelukkig zijn er ook vertalingen die dit wel goed doen), er staat in werkelijkheid: ‘En al roepen zij tot Hem, niet één verhoogt Hem.’ Dat is nogal wat anders en het is ook een direct appèl aan ons allemaal. Roepen we Hem aan om alleen maar dingen te vragen of aanbidden en verhogen we Hem ook werkelijk?

Opvallend is ook dat er in Hosea 13:3 staat dat God Ephraim vergelijkt met dauw en dat is in dit geval negatief bedoeld: ‘Ephraim zal onder meer zijn als een vroegkomende dauw, die heengaat,’ oftewel verdwijnt. Hosea is een apart Bijbelboek vol tegenstellingen. God spreekt hier emotioneel en boos, maar tegelijk vol liefde. Zijn boosheid komt voort uit Zijn liefde die onbeantwoord blijft. In 14:6 komt de tegenstelling: ‘Ik zal Israël zijn als de dauw!’ Hoe wonderlijk is God; nu is dauw juist positief bedoeld en… is Hij niet heengegaan aan het kruis, alle zonden van de mens met Zich meedragend? In cryptische vorm staat dit geweldige gebeuren hier al beschreven. Paulus haalt dit aan in Romeinen 6:1-11. Wie gedoopt is, is met Hem gestorven voor de zonden en opgestaan in het eeuwige leven met Hem.

Zoals in Genesis in deze Parasha de twaalf zonen worden geboren, zo kiest Jehoshua in Johannes de twaalf discipelen uit. Zoals God door Hosea profeteert dat Hij het volk, ongeacht hun afdwalingen van Hem, toch niet in de steek zal laten, zo zien we de uitkomst hiervan in de komst van Johannes de Doper en uiteindelijk Gods Zoon, Die de Goede Herder is en Die Zijn schapen bijeenbrengt. God is en blijft de HEERE, met hoofdletters: de Aanwezige, Shabat shalom!

Karen Strijker, Na'aleh, Shomron Israël

Maak jouw eigen website met JouwWeb