Openbaring 21: 15-27 - Openbaring 22: het nieuwe Jeruzalem

Door: Franklin ter Horst. (aangemaakt: 02-05-2019)

Met dank aan het Bijbelstudieteam Jur van Calkar en Simonida Dijkhuis-Nijhof voor hun medewerking aan deze Bijbelstudie.

 

Openbaring 21:15-16-17 “En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur. En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk. En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is.

In de 12.000 schuilt de 12, zowel wijzend op de apostelen (zonder Paulus die niet tot de twaalf behoorde en met Matthias die in de plaats van Judas Iskariot werd gesteld), als op de stammen van Israël. De 144 ellen hoge muur doet sterk denken aan de 144.000 verzegelden uit de stammen van de kinderen Israëls, de gelouterden uit de grote verdrukking. De twaalf poorten zijn ook weer een getal van volheid. Zij zijn voortdurend geopend, naar alle windstreken, maar zij worden bewaakt door twaalf engelen, waarschijnlijk met het oog op het gegeven dat niets wat onrein is de Stad mag binnenkomen. De poorten zijn er om het kwade buiten te houden, maar ook om het goede binnen te laten, namelijk hen die geschreven staan in het boek van het leven van het Lam.

Openbaring 3:12 “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.”

 

De poorten en de maten van de stad doen denken aan een kubusvorm. Ook het Heilige der Heiligen in de tabernakel had een kubusvorm. Zoals bij de indeling van het aardse Jeruzalem bij de verdeling van het erfland in het messiaanse rijk, zijn er in het Nieuwe Jeruzalem vier maal vier poorten, aan elke zijde van de muur drie, dragende de namen van de stammen van de kinderen van Israël. De zegeningen zullen in eerste plaats bestemd zijn voor het uitverkoren volk dat het middelpunt van de aarde en van het koninkrijk zal zijn. De stad is zo gelegen dat haar zegeningen over alle stammen van Israël kunnen worden uitgestort. Bij Ezechiël worden namelijk de stammen van Israël bij bepaalde poorten genoemd:

 

Ezechiël 48: 30 t/m 34 “En dit zijn de uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, – de poorten der stad dragen de namen der stammen Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een Levipoort; aan de oostzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort en een Danpoort; aan de zuidzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een Issakarpoort en een Zebulonpoort; en aan de westzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, eveneens drie poorten: een Gadpoort, een Aserpoort en een Naftalipoort.

 

De merkwaardige opmerking over mensenmaat die engelenmaat is wijst er op dat de schaalengel niet met hemelse maten, maar hier duidelijk met de mens bekende en reële maten rekent. De gouden maatstok en de nadruk op de menselijke maatstaf zouden niet op deze wijze onder de aandacht zijn gebracht, als de hemelstad figuurlijk of allegorisch zou moeten worden opgevat. De enorme afmetingen-alles in onze categorieën van denken- wijzen op een ontzaglijke inhoud en –ook weer in aardse inhoudsmaten gedacht- dit herinnert aan het woord van Jezus/Yeshua:

Johannes 14:2 “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden…”

1 Petrus 1:3-4-5 “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd”

 

Het is onmogelijk ons een voorstelling te maken van “het vierkant liggen”van het Nieuwe Jeruzalem. De vorm is gelijk aan het heilige der heiligen. De stad zal ongetwijfeld een realiteit zijn, zichtbaar en met maten die gegeven zijn, maar gaat onze verbeelding ver te boven. Vast staat dat het Nieuwe Jeruzalem van een onvoorstelbare pracht en majesteit moet zijn, want het is een bouwwerk niet met mensenhanden gemaakt want de Bouwmeester is God.

 

Openbaring 21: 18-19-20-21 “En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas. En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. En de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit één parel, en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.”

 

Er bestaat een vergelijking met de edelstenen met betrekking tot het borstschild van de hogepriester en Ezechiël 28. Klik hier voor de link. 

 

De gedachte aan een uit edelstenen gebouwde en met juwelen bezette stad wordt al gevonden bij Jesaja:

 

Jesaja 54:11-12 “Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik grondvest u op lazuurstenen, Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen.”

 

De overeenkomst van de edelstenen, waarmee de twaalf fundamenten versierd zijn, met de borstlap die door Aäron als priester werd gedragen, wijst ook op Israël.

 

Openbaring 21: 22-23-24-25-26-27 “En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn; en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.”

Johannes mag ook zien hoe het Nieuwe Jeruzalem er van binnen uitziet.  Wat hem kennelijk verrast is dat hij geen tempel ziet. Een Jeruzalem zonder tempel is voor Gods volk totaal ondenkbaar, dus een Nieuw Jeruzalem zonder tempel valt nauwelijks te bevatten. Maar dan blijkt hem dat een tempel als gebouw, als teken van Gods aanwezigheid, hier helemaal niet meer nodig is, aangezien God, de Almachtige Zelf de tempel is ,samen met  het Lam.

Hier is de directe aanschouwing van God. Van aangezicht tot aangezicht!

Was de tempel voor Israël in het oude Jeruzalem een enorm gemis, in het Nieuwe Jeruzalem is dit gemis van een stoffelijk tempelgebouw haar grootste glorie, daar God Zelf en het Lam de tempel vormen. Het zien van God betekende ten tijde van de Exodus de dood:

 

Exodus 33:20 “Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven.”

Maar in het opstandingslichaam baden de heiligen zich in de heerlijkheid van God en het Lam.

Deuteronomium 5:24 “Zie, de Here, onze God, heeft ons zijn heerlijkheid en zijn grootheid getoond, en zijn stem hebben wij gehoord uit het midden van het vuur; op deze dag hebben wij gezien, dat God spreekt met een mens, en dat deze toch in leven blijft.”

In deze wonderstad wonen alle gelovigen, die van Israël en de gelovigen uit de volken, die door God binnen Israël geplaatst zijn. In onze tijd is er sprake van “christenen en zelfs “christenlanden” maar dat heeft niets te maken met ware gelovigen. De geschiedenis van het “uiterlijke” christendom is meer dan beschamend, de ware gelovigen natuurlijk daar gelaten. Wat in de Naam van Jezus/Yeshua geschiedt is hemeltergend. Dan gaat het niet alleen over de geschiedenis van de kerk van Rome, met de monsterlijke moordpartijen van de Inquisitie, die in naam van Jezus/Yeshua werden uitgevoerd. De kerkgeschiedenis is er vol van. Daarnaast zijn er boeken vol te schrijven over de meer subtielere zonden van het christendom die tot op de dag van vandaag voortduren. Dwaalleraren die onwetende gelovigen op valse sporen zetten en dat allemaal doen met de vrome schijn van rechtzinnigheid. Kerkleiders die heulen met de Mammon, heulen met occulte organisaties en heulem met de islam . Wij hebben daar uitvoerig verslag van gedaan in onze nieuwsbrieven.

 

Zoals Jeruzalem het centrum van Israël was en in het messiaanse rijk het centrum van de wereld, zal het nieuwe Jeruzalem het hemels wereldcentrum zijn. De hele mensheid zal voortdurend geïnspireerd worden vanuit de hemelstad en wat nog niet genezen is, zal genezen worden door de bladeren van de levensboom. De volken zullen hierdoor genezen en steeds volmaakter worden, een proces wat reeds in het messiaanse rijk begonnen was, waar de bladeren van de levensboom- langs de beek die uit het aardse Jeruzalem ontsprong-dezelfde genezende functie hadden.

 

Zo intens is het licht dat uitgaat van God dat de zon en de maan niet meer nodig zijn om de stad te beschijnen. De uitdrukking “koningen der aarde” heeft steeds een negatieve betekenis gehad. Het zijn de koningen, de machthebbers die zich tegen God en het Lam verzet hebben, die gehoereerd hebben met de grote hoer Babylon. Met het oog hierop is het niet aannemelijk dat de koningen genoemd in vers 24, tevens een heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem zullen zijn.

 

1 Samuel 8:6-7 “Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de Here. De Here zeide tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn.”

 

Vast staat dat de koningen der aarde, die prooi worden van de grote maaltijd Gods (19:17-18) niet dezelfde kunnen zij als KONINGEN DER AARDE die hun eer en heerlijkheid, hun hulde brengen aan het Nieuwe Jeruzalem d.w.z. aan God en het Lam. De koningen van eindtijd zijn gedood en geoordeeld naar hun werken. Wanneer er in vers 24 gesproken wordt van KONINGEN DER AARDE is het vanzelfsprekend dat dit nieuwe koningen zijn.

 

Nooit zullen harmonie, welzijn, leven en heerlijkheid meer aangetast worden in het nieuwe paradijs. De tegenstander is voorgoed uitgeschakeld.

 

Openbaring 22:1-2-3-4-5 “En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren. En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. 

En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.”

Wat hier in Openbaring wordt beschreven is al door de hele Bijbel heen geprofeteerd:

 

Ezechiël 47:12 “Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel.”

 

De genoemde stroom van water duidt op beweging. Het gaat om een levende stroom met geboomte en vruchtbaarheid. In de Hof van Eden groeide ook veel geboomte. Het paradijs werd immers bevloeid door vier rivieren. In al dat geboomte waren twee bijzondere bomen: de Boom des levens en de Boom van kennis van goed en kwaad. Van alle bomen mochten de mensen eten, maar van één boom niet. Een van de grote verschillen tussen de Hof van Eden en het hemels Jeruzalem is, dat er na de gerichten geen satan meer is. Al het geboomte dat aan de levensrivier in het hemels Jeruzalem groeit, is goed en alle verzoeking is met het oordeel over de satan voor eeuwig verdwenen. Voor de bewoners van het nieuwe Jeruzalem is alle gevaar dat de mens nog zou vervallen in het kwaad onmogelijk geworden. Hij is de nieuwe mens, die geheel van zijn zonden is verlost en hij kan niet meer worden verleid. Naast het levenswater dus het levensgeboomte. De ene Levensboom uit de Hof van Eden is vermenigvuldigd zoals bij nader inzien alles in het Nieuwe Jeruzalem het Paradijs overtreft. Ook het gegeven dat de bomen iedere maand vruchten dragen, dat wil zeggen een onophoudelijke vruchtbaarheid die het eeuwige leven der zaligen voedt.

 

Dat betekent dat dan ook de bewoners van het nieuwe Jeruzalem nog vruchten zullen eten. Ook Jezus/Yeshua nam na Zijn opstanding nog voedsel tot zich:

 

Lucas 24:36 t/m 43 “En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden; en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen. Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart? Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb. En bij dit woord toonde Hij hun zijn handen en voeten. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten? Zij reikten Hem een stuk van een gebakken vis toe. En Hij nam het en at het voor hun ogen.

 

Het water des levens wordt in volle maat gegeven; de bladeren van de levensboom zijn voortdurend genezend in de zin van gezond houdend, het eeuwige leven behoudend. De weg die voor Adam en Eva werd afgesneden is door het verlossingswerk van Jezus/Yeshua, wijd geopend:

 

Johannes 7:37-38 “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.”

 

Dit riep Jezus/Yeshua uit op de laatste dag van het Loofhuttenfeest in Jeruzalem toen, zoals altijd op deze dag gebeurde, twee gouden kruiken met water uit de vijver Siloam in processie naar de tempel werden gedragen. Hier geen kruiken, maar een rivier van water des levens, dat rechtsreeks uit de troon van God en van het Lam komt. Het genezend voedsel uit het Nieuwe Jeruzalem, de bladeren van het levensgeboomte in het Nieuwe Jeruzalem, houden de volken gezond, ver van alle vroegere afgoderij en verschrikking. Niemand zal meer zeggen: “Ik ben ziek”.

 

Johannes 4:14  “…maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheidmaar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.”

 

Als de nieuwe hemel en aarde een feit zijn, na het duizendjarig rijk, zullen harmonie, welzijn, leven en heerlijkheid, nooit meer aangetast worden in het nieuwe paradijs. De tegenstander is verslagen en voor altijd onschadelijk gemaakt. De volken zullen immuun zijn voor alle vormen van kwaad. Nooit zullen ze meer in zonde vervallen. Als de mens voor altijd verlost zal zijn, dan zal ook alles wat verkeerd, verwoest of vervloekt was door de schuld van de mens, voor altijd verlost zijn. Het gebed van Jezus/Yeshua “Uw wil geschiedde, zowel in de hemel als op de aarde” was tevens een alomvattende profetie van heil en welzijn.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb