Parasha Wajechi - Berkowitz
Hoe je in het sterven succes (vrede) kunt hebben
Er is een overmaat aan boeken die de mensen vertellen hoe zij met succes alles kunnen doen.
Iemand kan leren hoe hij met succes kan slagen, hoe hij met succes kan falen, hoe hij een succesvol huwelijk kan krijgen en ook hoe hij een echtelijke scheiding met succes kan oplossen. Kortom zij vertellen allemaal hoe iemand succes kan hebben in het leven.
Maar is er ook een boek over succes hebben in het sterven?
De lezer kan op dit punt protesteren en zeggen: "Vind je niet, dat je zo'n ernstig onderwerp tamelijk lichtvaardig behandelt?" Ofschoon dat bij deze inleiding en bij de titel voor dit wekelijkse Thoragedeelte dit zo kan lijken, is dat in werkelijkheid niet het geval. Alles wat deze commentator van plan is te doen, is om de lezer in te leiden naar een onderwerp dat veel mensen moeilijk vinden om te bespreken.
Het onderwerp van de dood beheerst dit wekelijkse Thoragedeelte dat het overlijden van Jacob en Joséf registreert, twee van de
belangrijkste karakters in de geschiedenis van de verlossing. In dit commentaar zullen we de verleiding weerstaan om ons te richten op de interessante zegeningen/profetieën van hoofdstuk 49, behalve voor de zegening van Juda die te fascinerend en te belangrijk is om over te slaan!
Dit commentaar zal breken met het gewone patroon en zal uit dit gedeelte verscheidene principes aanreiken die iemand kunnen helpen de dood
'onder de ogen' te zien en met de dood om te gaan.
De punten zullen niet worden gespecificeerd, omdat dit niet een oefening in exegese is. Niettemin kunnen de principes exegetisch en verklarend uit de tekst zelf afgeleid worden, zoals dat steeds de werkwijze zou moeten zijn.
We zullen in dit commentaar het onderwerp van de dood bespreken, zowel vanuit het standpunt van de stervende als vanuit het standpunt van degenen die worden achtergelaten. Daarom zal onze werklijn eenvoudig zijn. De twee hoofdpunten zijn:
• Advies voor iemand die de dood tegemoet gaat.
• Advies voor de achterblijvers.
Advies voor iemand die de dood tegemoet gaat
Wees voorbereid!
Klaarblijkelijk kunnen we niet altijd het tijdstip van onze dood bepalen, maar soms geeft G'd voldoende tijd om de nodige voorbereidingen te maken. Dit is het geval met Jacob in Parasjah Wajechi. Jacob had een hard leven. Het begon al toen hij jong was en met zijn broer Ezau ruziede over het eerstgeboorterecht.
Om een vrouw te verwerven was voor hem ook niet gemakkelijk. Hij hield van Rachél, maar hij had te maken met een bedrieglijke schoonvader die met succes hem ertussen nam door het eerst Rachél's zuster Leah uit te huwelijken in plaats van die éne waarvan hij hield, Rachél. Dan, nadat hij getrouwd was, had Jacob, zoals elke ouder, ook gezinsmoeilijkheden: een dochter die verkracht werd en jaloerse zonen die zijn
voorkeurszoon naar Egypte verkochten. Ondanks zijn moeilijkheden, openbaarde de Heer Zichzelf machtig aan Jacob, te Pniël.
De ontmoeting loste echter de moeilijkheden niet op, het stelde Jacob alleen in staat om ze anders onder ogen te zien.
Vanwege al deze moeilijkheden uitte Jacob dikwijls zijn wens om te sterven. Maar in dit gedeelte van de Schrift was de wens voor de dood anders. Het is daar waar, aan het eind van zijn vastgestelde dagen, de Heer Zelf die Ene is,
die voor Jacob in 47:29 stelt: "En de tijd naderde voor Israël om te sterven..." Daarom werd Jacob niet bij verrassing weggenomen. In tegendeel, hij had zich voldoende op dit ogenblik voorbereid.
Hoe deed hij dat?
Een goede relatie met G'd.
In 49:29 zegt Jacob: "Ik word nu verenigd met mijn volksgenoten." De term "verenigd worden" is in de passieve vorm gebruikt. Dit betekent dat Jacob erkende dat iemand buiten hem zijn leven in beheer had en dat hij er zelf niets aan kon doen. Wie was het die Jacob's leven in de hand had? In Jacob's eigen woorden: "El Sjaddai [G'd de Almachtige] is mij in Luz, in het land Kanaän, verschenen en zegende mij" (48: 3).
Hier bevestigt Jacob, dat hij zich verheugde in een persoonlijke relatie met El Sjaddai, de G'd van Awraham en de G'dvan Izaäk. Hij getuigde ook, dat deze G'd hem zegende. Het was deze G'd, die de absolute Soeverein was in Jacob's leven. Hij alléén is de gever en de nemer van het leven.
Ooit, sinds zijn ervaring met de Engel van de Heer te Pniël, had Jacob een nabije intieme wandel met zijn G'd. Nu, zoals hij eerder gedaan heeft, verwijst hij naar G'd als "El Sjaddai." Deze naam legt de nadruk zowel op de voedselzorg van G'd als ook op de macht van G'd om in die zorg te
voorzien.
Kortom, Jacob kende G'd in een persoonlijke relatie. Hij was niet zomaar een god, maar Jacob had een intieme liefdevolle relatie met de G'd van Awraham en Izaäk - de enige ware G'd, Die was en de Schepper van de Wereld is. Er is geen betere voorbereiding voor de dood dan om een
persoonlijke relatie met G'd te hebben. Dit is dezelfde G'd waarover Job sprak toen hij zei dat hij wist dat zijn: "Losser leeft en hij ten laatste uit het stof optreden zal. Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik uit mijn vlees G'd aanschouwen" (Job 19:25,26).
Het is dezelfde G'd, die de Messiach Jesjoea zond, die het Vleesgeworden Woord is.
Jesjoea zei dat Hij de opstanding en het leven is, dat niemand tot de Vader komt dan door Hem. Dit alles is om te benadrukken dat de mens een persoonlijke relatie met de Eeuwige moet hebben om de dood goed onder ogen te zien. Het hebben van die relatie betekent G'd te kennen door de Messiach. Jacob had die persoonlijke relatie. Dat is waarom hij in staat was om de dood onder ogen te zien met de hoop en de verzekeringen van de Messiach (zie Beresjiet 49:10).
Daar komt bij dat geestelijke voorbereiding nodig is om de dood onder ogen te zien. Daarom zijn er praktische aardse zaken waaraan net zo goed aandacht moet worden besteed. Bijvoorbeeld lezen we in 49:29 hoe Jacob zijn plaats voor de begrafenis al gepland had. Deze beslissing werd niet tot het laatste ogenblik uitgesteld om dan te worden beslist door zijn door smart getroffen kinderen. Hij deed dit jaren van te voren.
In Jacob's geval had hij zich voorgenomen om in zijn familiegraf, de Grot van Machpelah in Hebron te worden begraven. Er zijn voorbereidingen voor de Sjabbatot, voorbereidingen voor geboortes, voorbereidingen voor de Bar/Bat Mitzvah en voorbereidingen voor bruiloften. Waarom
zouden er ook niet voorbereidingen voor de dood zijn, zoals het kopen van een grafplaats? Dit zal zowel de twist als de emotionele stress uitschakelen voor de overlevende familieleden als deze beslissingen tijdens iemand's tijd van leven gemaakt worden.
Wettelijke regelingen.
Soms zijn er in het leven verscheidene losse eindjes, welke dienen opgelost te worden vóór de dood. Natuurlijk kan een plotselinge dood het zorgdragen voor sommige wettelijke zaken beletten, maar wanneer het mogelijk is zouden we altijd zorg moeten dragen voor elke wettelijke zaak die onze overlevende familie zou helpen. In hoofdstuk 47 zien we dat Jacob dit wijselijk deed. Hij besprak de plaats van de begrafenis met Joséf. Jacob deed Joséf beloven om hem in het Beloofde Land te begraven en niet in Egypte. Gegeven de openheid en de hechtheid van hun relatie zou het vanzelfspreken hebben geleken dat Jacob eenvoudig zijn zoon's belofte om zijn verzoek te vervullen zou accepteren. De Schrift zegt echter wat anders.
In 47:29-31 zien we dat Jacob Joséf door een standaard ritueel deed gaan om een formele eed af te leggen (zie 24:2,9). Jacob moest Joséf ertoe
brengen zijn hand onder Jacob's heup te plaatsen toen hij, Joséf, verbaal beloofde om zijn vader's wensen te vervullen. Vertrouwde Jacob zijn voorkeurszoon niet? Dit is helemaal de kwestie niet. De Art Scroll Chumash legt dit het beste uit wanneer we lezen:
"Dit betekende niet een gebrek aan vertrouwen in Joséf. Veeleer maakte Jacob een realistische schatting
van het politieke probleem dat zou ontstaan wanneer Joséf toestemming voor de begrafenis buiten Egypte verzocht."
Jacob wist uit wijsheid dat Far'o het als een belediging of als een kwestie van Israël’s onderdanentrouw kon opvatten, als Joséf erom verzocht om zijn vader buiten Egypte te begraven. Door te eisen, dat Joséf een wettelijke eed zou afleggen; maakte Jacob het mogelijk om toestemming
aan Far'o te verzoeken uit een totaal ander standpunt - de wettelijke overeenkomst tussen hem en zijn vader Jacob. Dit is inderdaad precies de reden waarom Far'o toestemming gaf, zoals gesteld in 50:6: "Ga heen en begraaf uw vader, zoals hij u deed zweren." Jacob nam dus de zaak uit Joséfs handen en maakte er een wettelijke kwestie van die Far'o zou eren.
Dit was maar één voorbeeld van een wettelijke zaak waarvan Jacob vooruit het inzicht had om ervoor te zorgen uit liefde en achting voor zijn familie. Het zou voor ons allemaal wijs zijn om het voorbeeld van de Patriarch te volgen en de last voor het maken van beslissingen bij onze geliefden te verlichten.
Verstevig de persoonlijke relaties goed.
Voordat Jacob met Joséf herenigd werd, was hij in een voortdurende staat van beroving geweest, denkend dat zijn voorkeurszoon dood was.
In 43:14 stelt Jacob: "moet ik dan kinderloos worden, dan word ik het maar". Als hij toen gestorven was, zou dat in een emotionele ellende geweest zijn. G'd echter stond hem toe om Joséf weer te zien. Een los eind in een relatie moest weer vast gemaakt worden. We zien weer hetzelfde ding met betrekking tot alle zonen in 49:1,2.
Er waren in al hun relaties dingen die nodig beëindigd dienden te worden voordat Jacob hun kon verlaten. Dit is een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen tot sterven. Het is niet alleen belangrijk voor degene die sterft, maar het is net zo belangrijk voor de overlevenden, diegenen die achterbleven om te rouwen en verdriet te hebben om zijn afwezigheid. Vaak drukt de gewonde rouwdrager in zijn verdriet de spijt (en soms de schuld) uit voor het niet vastbinden van de losse einden in zijn relatie met de gestorvene.
In Wajechi hadden Jacob en zijn zonen ongetwijfeld die gelegenheid in Jacob's kamers, toen hij hen binnenriep om bij zijn sterfbed te staan.
De laatste wil en het testament.
Het beroemdste gedeelte van Wajechi wordt gevonden in de hoofdstukken 48 en 49. Dit is het welbekende gedeelte dat de zegening van de twaalf zonen van Jacob bevat. In werkelijkheid zijn dit zowel profetieën als zegeningen. Daaraan toegevoegd ligt hun belang echter in het feit dat zij werkelijk Jacob's laatste wil en testament vormden.
Een wil is buitengewoon belangrijk om er zeker van te zijn dat goederen en bezittingen bij iemand's dood goed gerangschikt zijn. Als de instructies
met betrekking tot het weggeven van iemand's bezit niet voorhanden zijn, konden de bezittingen van de gestorvene tot een twistappel tussen de overlevenden worden, als zij ruzieën over wie de bezitting zou krijgen. In Jacob's geval was zijn waardevolste bezitting het land dat hij van zijn vader Izaäk had geërfd, die het op zijn beurt geërfd had van zijn vader Awraham. Dit was het land Kanaän dat de Heer Zelf aan zijn familie gaf.
Vóór hij zijn laatste adem uitblies, maakte Jacob aan zijn kinderen bekend wie welk gedeelte van land zou ontvangen. Bovendien stond niet alleen het land op het spel, Jacob maakte ook bekend wie de heerser zou zijn over de inwoners van het land.
Zoals van te voren in dit commentaar gesteld, zullen we niet iedere zoon z’n erfenis onderzoeken. Er zijn echter enige noodzakelijke bemerkingen die met betrekking tot Joséf’s en Juda’s erfenis dienen te worden
gemaakt.
Bijbels gesproken zijn deze beiden het belangrijkste zowel in termen van de inhoud van de erfenis als ook van de wijze waarop Jacob ze aan hen geeft. Zoals het blijkt, is het profetisch betekenisvol dat Jacob's zegeningen zich concentreren op Juda en de kinderen van Joséf, daar zij de
dominante stammen in Israël werden.
De adoptie.
Jacob trok onbeschaamd Joséf voor vanwege zijn liefde voor Joséf's moeder, Rachél. Toen daarom de tijd voor Jacob kwam om.te sterven en zijn "wil" uit te spreken, adopteert Jacob formeel Joséf's twee zonen, Menashé en Efraïm. Hertz merkt op dat door Joséf's zonen een gelijke status te geven als de overigen van Jacob's zonen, dit gedaan werd om Rachél te eren. Deze adoptie was naar de gevestigde gewoonte van die dagen een formele wettelijke procedure.
De eerste zaak om te doen was om de intentie om te adopteren formeel uit te spreken, zoals we dat in Beresjiet 48:5 zien. Jacob zei eenvoudig: "jouw twee zonen zijn van mij; Efraïm en Menashé zullen als Reoewén (Ruben) en Sjim'on (Simeon) voor mij zijn." Dan was er de plaatsing van de geadopteerden tussen de knieën van de adoptievader. In dit geval, vanwege Jacob’s gezondheid, deed Joséf het voor hem (48:12).
Het laatste deel van de adoptieprocedure was het eigenlijke uitspreken van de erfenis. Dit gebeurde toen Israël zijn handen op de jongens legde en hen zegende. Toen Israël Joséf's beide zonen zegende, gaf hij werkelijk Joséf een dubbel deel van de erfenis. Door dat zo te doen passeerde Jacob zijn eigen eerstgeboren zoon (Ruben), de gewoonlijke erfgenaam van de dubbele zegening.
Het eerste geboorterecht was erg belangrijk in oeroude tijden: "Het recht behoorde natuurlijk aan de eerstgeboren zoon, of het nu de nakomeling van een wettige vrouw of van een bijvrouw was. Zo'n persoon werd uiteindelijk het hoofd van de familie, via hem werd de lijn voortgezet.
Als eerstgeborene erfde hij een dubbel deel van het totale landgoed." Archeologie helpt ons om dit oeroude gebruik te begrijpen. Vondsten uit
dezelfde algemene tijdperiode bij Mari en Nuzi (in het oeroude Mesopotamië, het land waar Awraham vandaan kwam), geeft aan dat de vader, als hij dat wenste, de eerstgeborene voorbij kon gaan en het geboorterecht aan een jongere zoon kon geven. Daarom is Jacob wel binnen de aanvaarde en wettelijke rechten om Ruben te passeren en het recht van de eerstgeborene aan Joséf te geven. Dit is niet het eerste
voorval van een dergelijke keuze dat in de Bijbel opgetekend is. Awraham gaf de erfenis aan Izaäk, de tweede geboren zoon en Ezau verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jacob, de jongere van de twee. Nu geeft Jacob hier Joséf het recht van de eerstgeborene.
Een Sjabbatzegening
Wanneer Joodse families op vrijdagavond samenkomen om de Sjabbat of een deel van de Seider te
verwelkomen, is het aan de vader om zijn handen op de kinderen te leggen en een speciale zegen uit te
spreken. Tegen de meisjes zegt hij:
"Moge G'd jou maken als Sarah, Rivkah, Rachél en Leah."
Tegen de jongens zegt hij: "Moge G'd jou maken als Efraïm en Menashe."
Alhoewel de vader wanneer hij dit doet uit de Siddoer leest, citeert hij in werkelijkheid de zegening die Jacob voor zijn nakomelingen verordende om over elkaar uit te spreken.
Wat bedoelde Jacob met deze zegening?
Er zijn verschillende gezichtspunten. Eén idee is dat door op die manier zijn zoons te zegenen de vader de wens uitdrukt dat zijn zoons ook zouden
opklimmen tot de hoogte van Efraïm's en Menashe's grootheid, die hen deed oprijzen tot de stamstatus.
Een tweede interpretatie is dat de vader de wens uitdrukt dat zijn zoons modellen zouden worden voor toekomstige generaties van mensen, die aan hun Jood-zijn vasthouden in het zicht van vijandschap en verleiding (Egypte), die hen verdrukt om hen weg te leiden van hun identiteit. Beide zijn standaard rabbijnse uitleggingen. De eerste mogelijkheid lijkt erg redelijk. Maar waarom dan ook niet verzoeken dat onze zonen worden als koning David of als de Messiach Zelf?
Voor de tweede uitleg geldt dat er geen bewijs voor is dat Efraïm of Menashé zich ooit vasthielden aan eender welk soort Jood-zijn dat zij hadden. In feite waren hun nakomelingen enigen van de eersten om ' zich af te keren van de Heer en afgoden te vereren.
Laat ons een andere interpretatie voorstellen. Misschien ligt de kracht van de zegening in wat de namen van de zonen betekenen. Mosje schijnt in 41:50-52 een extra poging te doen om precies dat uit te leggen. Hij zegt dat Menashé betekent: "G'd heeft mij al mijn ellende en heel het huis van mijn vader doen vergeten." In de context betekent dit voor Joséf dat G'd hem al de bitterheid en wraakgevoelens tegen zijn broers deed
opgeven voor wat zij hem aandeden, omdat hij wist dat het G'd was, en niet zijn jaloerse broers, die hem naar Egypte zond (45:9).
Aldus vraagt de vader in essentie aan de Heer door het uitspreken van deze zegening over zijn zo(o)n(en) om alle bitterheid en wraakgevoelens uit zijn zo(o)n(en) te verwijderen, dat zij G'ds hand zien in alles wat in hun levens gebeurt.
Wat betekent het wanneer iemand de Heer vraagt om iemand's zonen te maken zoals Efraïm? Beresjiet 41:52 zegt dat deze naam betekent: "G'd heeft me vruchtbaar gemaakt in het land van mijn ellende." Wat een zegening zou dit voor ieder kind zijn! Het ware te wensen dat al onze kinderen gezegend zouden zijn om vrucht te dragen voor de Heer, in het bijzonder wanneer hun levensomstandigheden niet gemakkelijk zijn, zoals die van Joséf.
De Leeuw
Aldus hebben we gezien dat het aan Joséf was, dat Jacob in zijn "wil" een dubbel deel land gaf. Maar in Jacob's wettelijke wil en testament licht de tekst ons in dat het voor Juda was dat Jacob de troon of het
heerserschap over de stammen wilde (49:8-12). Zoals de overige van de zegeningen was dit een profetie.
Jacob vertelde Juda, door de macht van de Geest van G'd, wat aan zijn afstammelingen zal gebeuren. Specifiek zegt hij aan zijn zonen in 49:1: "Komt bij elkaar. Ik wil jullie vertellen wat jullie in latere dagen zal gebeuren." Een andere mogelijkheid voor het begrijpen van het Hebreeuws voor "in latere dagen" zou zijn om het te vertalen als"in het eind der dagen."
Hoe dan ook is het duidelijk dat Jacob een toekomstige profetie aan zijn zoons geeft. We kunnen uit het volgende citaat opmerken, dat de midrasjiem ook deze mening zijn:
"Twee mannen hadden het einde aan hen geopenbaard, maar het werd verborgen op een later tijdstip weg van hen; zij zijn Jacob en Daniël... Jacob zegt hier: "dat ik jou kan vertellen, wat zal gebeuren in de laatste dagen," maar hij gaat verder met spreken en om in plaats daarvan Ruben te berispen."
Jacob profeteerde dat Juda de stam zou zijn, waaruit de heersers van Israël zouden komen door te verklaren:
"De scepter zal van Jehoedah (Juda) niet wijken , Genesis 49:10),"
Het eerste wat we over Juda opmerken is dat hij zoals de overigen van zijn broers, het niet verdiende om als leider gekozen te worden. Hij was één van de broers die samenzwoeren om Joséf te doden, ofschoon hij ook trachtte te helpen. Aldus was het plaatsen van het leiderschap op hem geen handeling van verdienste maar een handeling van genade.
Ten tweede: in dit geven van het leiderschap is een tamelijk vage profetie verborgen over een zekere Sjiloh in vers 10. Het is belangrijk om te begrijpen wat Sjiloh is, omdat Jacob Juda vertelt, dat het leiderschap niet van zijn stam zal ophouden "totdat Sjiloh komt en volkeren hem zullen gehoorzamen".
Inderdaad, de hoofddrijfveer van de passage is om Sjiloh te begrijpen. Maar zoals men kan raden, is er een duidelijk meningsverschil over de
betekenis van Sjiloh. Eén mogelijke betekenis is, dat Sjiloh verwijst naar de stad van die naam in Juda nabij Bethel. Maar zoals Morris opmerkt, zelfs ofschoon de Misjkan (Tabernakel) daar voor een poosje werd opgezet, werd de stad door de Filistijnen verwoest. Een andere mogelijke betekenis is dat het woord Sjiloh hecht verbonden is aan het woord vrede (Sjalom). Voortgaande op deze lijn zou dan volgen dat Sjiloh geen
locatie maar een naam van een persoon is: "de Ene die vrede brengt" (Leon Morris).
Er is een derde mogelijkheid, gebaseerd op de Septuaginta LXX vertaling. Deze begrijpt Sjiloh niet als een naam, maar als een grammaticale constructie van het Hebreeuws, welke vertaald kon worden: "van wie het is" (שִׁילֹה). De Messiaans Joodse geleerde van een vorige generatie, Rachmiel Frydland geeft deze interpretatie de voorkeur. Hij suggereert:
"De Profeet Ezechiël schijnt te verwijzen naar de "scepter" profetie en naar de term Sjiloh wanneer hij profeteert: "Ik zal omver werpen, omverwerpen, het omverwerpen maar zo zal het niet blijven. Totdat hij komt, die er recht op heeft en aan wie ik het geven zal" (Ezechiël 21:27).
Kortom, als Frydland correct is, zou Beresjiet 49:10 als volgt gelezen worden: "totdat de Messiach komt aan wie de troon toebehoort."
(toevoeging Ida: ik heb de verzen 25 en 26 toegevoegd aan Ezechiël 21:27, omdat ik dit zo duidelijk een aanwijzing vind van de kroon, de heerschappij die van de antichrist wordt afgenomen, want die komt Koning Yeshua toe! Dit is waar het om gaat bij de zegening van Juda.)
De traditionele Joodse interpretatie is niet eenduidig over de specifieke betekenis van het woord Sjiloh, maar is erg eenduidig over naar wie het verwijst - naar de Koning Messiach. Zowel de Targumiem als ook de LXX vertalen het als een verwijzing naar de Messiach. Bovendien verwijst de Talmoed ook naar Sjiloh als een
verwijzing naar de Messiach in Sanhedrin 98b. Daaraan toegevoegd beschouwt de midrasj dit als een messiaanse referentie, volgens Bereshit Rabbah 98:7. Bovendien zegt Rashi: vers 10 "betekent totdat de Koning Messiach zal komen, aan wie het koninkrijk zal zijn." Maar ook de moderne rabbi's interpreteren Sjiloh als de Messiach. Zie bijvoorbeeld zowel de ArtScroll als ook het Hertz Choemasjiem. Aldus is het duidelijk dat geleerden erin overeenstemmen dat de Sjiloh een verwijzing is naar Koning Messiach.
Maar wanneer zou Hij komen?
Jacob zegt dat de heersersstaf niet van Juda zou wijken totdat Sjiloh komt of totdat Hij komt, wiens recht het is om te heersen.
Eenmaal in de Joodse historie
In de Joodse historie is het slechts één keer gebeurd dat de heersersstaf uit Juda vertrok. Veel mensen denken dat dit gebeurde toen de laatste Judeesche koning Sedekia in 586 v.Chr. naar Babel was weggevoerd. Maar er was toen integendeel nog steeds een wettige Judeesche koning aanwezig, Jojakin. In feite was er een voortzetting van Judese leiders door heel de Tweede Tempelperiode heen. Frydland argumenteert ook dat
zelfs in de periode van de Hasmonieën, toen niet-Judeeërs Israël regeerden, het land nog altijd "Judea" werd genoemd en velen erkenden dat de Koning echt Judees zou zijn. In werkelijkheid was het pas ongeveer veertig jaar nadat Jesjoea werd gekruisigd, dat er niet langer een wettige Judese erfgenaam voor de troon van David was.
Dit is omdat alle officiële genealogische registers in vlammen opgingen, toen de Tweede Tempel in 70 n.Chr. verwoest werd. Daarom is het niet mogelijk om te weten wie een wettelijke erfgenaam voor de Judese troon is.
Precies voordat dat alles gebeurde - juist één generatie ervoor - kwam echter Jesjoea naar Israël. Toen de boodschap van Zijn verzoeningsdood en wonderbaarlijke opstanding zich door heel de Middellandse zeewereld verspreidde, begon de tweede helft van vers 49:10 vervuld te worden. Daar staat "en volkeren zullen hem gehoorzamen."
Frydland vertelt ons dat er een andere mogelijke weg is om dit zinsdeel te vertalen. Hij vertaalt het: "En naar Hem zal de vergadering van de volken zijn." De Midrasj Tanhuma bevestigt deze vertaling. In feite verbindt het dit zinsdeel met de "wortel van Jesse (Isaï)" uit de profetie van
Jesjajahoe:
"Velo jichat amin betekent: "de Ene tot Wie in de toekomst zich de naties zullen verzamelen." Zoals het is geschreven in Jesjajahoe 11:10, "En het zal te dien dage geschieden dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën,..."
Alléén één Persoon past op de akte
Alléén Jesjoea van Nazaret past volkomen op de voorspellingen van Beresjiet 49:10. Zijn ,genealogie overleefde de verwoesting van de Tweede Tempel. Zowel Mattitjahoe als ook Lucas stellen vast dat Hij van de geslachtslijn van Koning David was, uit de stam van Isaï. Bovendien vervulde Zijn onderwijzing, Zijn liefde en Zijn leven alles wat van de Messiach verondersteld werd. Na zijn verzoeningsdood en opstanding werd het goede nieuws over Hem verspreid over al de Middellandse zeelanden, de oude wereld - en verder.
Dit stelde de mensen van iedere natie in staat om tot Hem te worden verzameld. Het getuigenis van diegenen die ooggetuigen waren van Zijn leven en bediening, getuigde over Hem dat Hij inderdaad de Leeuw van de stam van Juda was (Openbaring 5:5). Daarom vertelde Jacob ons dat Juda de stam was die Israël zou regeren.
Bovendien zouden we altijd in staat zijn om op iemand te rekenen die gekwalificeerd zou zijn om op Juda's troon te regeren - totdat Sjiloh komt, of totdat iemand komt aan wie de troon zou behoren. Eén kwam juist veertigjaar voordat de Tempel door de Romeinen verwoest werd. Hij kwam met alle wettelijke kwalificaties om op David's troon te zitten. Zelfs veel mensen uit de naties van de wereld kwamen bij Hem toen Zijn
volgelingen Hem bij hen bekend maakten. Tenslotte verwachten we allemaal Zijn glorierijke terugkomst, wanneer Hij zal zitten op de koninklijke troon van David en de rechtvaardige Koning van Juda zal zijn voor eeuwig. We spreken natuurlijk van Jesjoea, de Messiach, over wie deze passage profeteert.
Advies voor de achterblijvers
Nadat we vanuit Parasjah Wajechi op verscheidene woorden van wijsheid gewezen hebben betreffende mensen die de dood voor ogen hebben, zal dit commentaar nu wat wijsheid van de overlevenden bespreken.
Verzoen je volledig met de stervende persoon.
Dit punt werd eerder aangeraakt vanuit het standpunt van de stervende, maar dit is zelfs belangrijker voor de achterblijvers. Zij zijn diegenen die moeten leven met elke potentiële schuld aan een ontaarde relatie. We zien in hoofdstuk 50 een voorbeeld van dit principe in het verhaal van de relatie tussen Joséf en zijn broers. Nadat Israël (Jacob) stierf, begonnen de broers zich zorgen te maken of Joséf hen wèl of niet werkelijk vergeven had.
Vers 15 stelt: "Misschien zal Joséf ons vijandig gezind worden en gaat hij ons al het kwaad dat wij hem hebben aangedaan, vergelden." Deze stelling van hen geeft aan, dat er verzoening plaats diende te vinden tussen de twee partijen. De kwestie is hier niet of Joséf of de broers goed of verkeerd waren. Het punt is dat er meer nodig was om zorg aan te besteden voordat iemand anders stierf. Tenslotte vertelde Joséf aan zijn broers
dezelfde gedachte die hij hen de eerste keer onthulde, in hoofdstuk 45. Hij zei dat het werkelijk de wil van G'd was dat hij de opgetreden beproevingen en ervaringen onderging. Dan huilde hij met hen (verzen 17-19) zoals hij eerder gedaan had. Door middel van Joséfs relatie met zijn broers zien we hoe belangrijk het is om de relaties te helen, wanneer iets verkeerds (of zelfs een verkeerde waarneming) werd gedaan.
Respecteer de wensen van de overledene
De rabbi's vertellen ons dat de hoogste vorm van liefdevolle vriendelijkheid de vriendelijkheid is die betoond wordt aan iemand die dood is. Het is een vorm van respect.
Dit is waarom Jacob's en Joséf's verzoeken na hun dood ijverig werden opgevolgd. Beiden verzochten om te worden begraven in Eretz Jisraël eerder dan in
Egypte, de plaats van hun dood. Want de verzoeken van Joséf en van Israël waren een bemoediging voor hun families, dat zij ten volle geloofden in de beloften die G'd aan hun voorvaders gemaakt had. Voor hun overlevenden was het een gelegenheid om door het opvolgen van hun verzoeken respect te tonen.
Volledig rouwen en treuren
De Patriarchen hadden er weinig moeite mee om de emoties te uiten. Wanneer het de tijd was om te huilen, was er uitgebreid geween. Dit wordt bijzonder duidelijk bij de begrafenis van Jacob. Er was een begrafenisgevolg van Egypte tot Hebron. Toen dit gevolg door de Kanaänieten werd gadegeslagen, zegt Genesis 50:11:
"Toen de bewoners van het land, de Kanaanieten, de rouw bij Goren-Haätad zagen, zeiden zij: "Dit is een zware rouw voor Egypte", daarom gaven zij het de naam: "Awél-Mitsrajim" - rouw van Egypte - dat aan de overkant van de Jordaan ligt."
1. Huil
Uit de Schrift kunnen we de intense rouw zien die door de zonen van Jacob werd ervaren. Hoe werd er met dit rouwen omgegaan? Want één ding is zeker, er waren een hele hoop tranen. Meer specifiek betreffende Joséfs treuren in 50:1:
"Toen wierp Joséf zich op zijn vader, huilde om hem en kuste hem." Joséf was, zoals anderen van zijn generatie, niet bang om zijn emoties van smart te uiten over een geliefde overledene.
Hoe dikwijls horen we wanneer iemand sterft in de moderne westerse culturen: "0, huil niet. Wees sterk.. Het zal allemaal goed voor je zijn?" Of misschien erger: Huil niet. Vertrouw gewoon op G'd. We moeten ons eenvoudig realiseren waarom G'd tranen maakte. Sommige dokters zullen ons vertellen dat de tranen van verdriet werkelijk genezende tranen zijn, door G'd ontworpen om de in het lichaam opgewekte gifstoffen vanwege stress door de interne emotionele smart weg te wassen. Er zijn studies uitgevoerd die aangeven dat de beste en meest duurzame genezing van een door smart getroffen persoon plaats vindt, wanneer die persoon zijn verdriet naar uit, bijzonder door te huilen.
2. Neem de tijd
Een tweede manier om verdriet op een gezonde manier te uiten, is om de nodige tijd te nemen voor de vereiste emotionele genezing. In Parasjah Wajechi beschrijft de tekst hoe daar verscheidene tijdperiodes waren die na Jacob's dood aan rouwen gewijd waren. Er staat bijvoorbeeld in 50:3 dat Egypte hem gedurende zeventig dagen "beweende". In vers 10 staat er opnieuw dat na Jacob's begrafenis Joséf een zevendaagse rouwperiode voor zijn vader verordende". De zevendaagse rouwperiode in vers 10 vermeld, vormt de Bijbelse basis voor de traditionele Joodse gewoonte voor een zeven-dagenperiode (of sjiva) na een begrafenis.
Door persoonlijk zulk een traditie na de dood van zijn orthodoxe Joodse vader te hebben ervaren, kan Berkowitz getuigen van de wijsheid van zo'n rouwperiode. De sjiva is een tijd, wanneer de hele gemeente zich samen verenigt en voor de treurende familie het lichamelijk mogelijk maakt tijd te nemen om het noodzakelijke genezingsproces te beginnen ten gevolge van het trauma van het verlies van een geliefde. Tijdens deze periode is er de vrijheid om over het recente verlies te huilen.
Maar er zijn ook lichtere momenten, wanneer iemand een incident uit het leven van de overledene in herinnering kan brengen dat gedenkwaardig, inspirerend of prijzenswaardig was. Daaraan toegevoegd zijn er vrienden die komen om condoleantie te uiten of om tedere herinneringen aan de overledene op te diepen. Er is ook een eredienst in het huis van de rouwende.
Broeders uit de synagoge komen naar het huis van de rouwende en gebeden worden er uitgesproken. Tenslotte wordt er door de gemeente meer dan nodig voedsel verstrekt, zodat de rouwenden geen tijd of energie van wat hun emoties en zielen uithuilen - rouwen - hoeven weg te
nemen om te doen! Juist zoals iemand het niet gezond zou achten om op een gebroken been te wandelen, zo is vergelijkenderwijs het niet gezond om te wandelen met een gebroken geest. Wanneer het been "Pijn! Pijn! " uitschreeuwt, snellen we naar zijn hulpmiddel - de kruk - en voorzien het van de noodzakelijke steun. Zouden we dat ook niet doen voor de gekwetste rouwende?
Te vaak oordeelt de samenleving iemands sterkte aan de hand van hoe spoedig de rouwende terug aan het werk kan gaan. Maar werkelijke sterkte komt, wanneer door de genade van G'd, iemand de tijd ervoor uittrekt om de diepe wonden van het missen van een geliefde te verzorgen.
Wees sterk!
De Patriarchen kenden een geheim. Het is het geheim van tijd te nemen om het leven te leven en te rouwen om de dood. Bij het slot van deze parasjah hebben de rabbi's aan het eind van de tekst (zoals het geval is aan het eind van ieder boek van de Thora), traditioneel opgeroepen om te reciteren:
"Wees sterk! Wees sterk! En mogen wij worden versterkt!"
וְנִתְחַזַּק חֲזַק חֲזַקּ ("Chazak! Chazak! Venitchazak!")
Dit versterken kan alleen gebeuren, wanneer iemand de noodzakelijke tijd neemt om de Heer naar Zijn Woord (welk zojuist bestudeerd werd) te volgen en door de Heer hulp te laten verlenen aan iemand in de moeilijkste momenten van het leven, zoals bij het sterven. Wanneer men leert om dit te doen, dan kan men zeggen: "Niet alleen heb ik geleerd om succes te hebben in mijn beroep, maar ik heb ook geleerd om zowel te leven met
succes en succes te hebben in het sterven.
Want het leven is mij de Messias en het sterven is winst" (Filippenzen 1:21)
en hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, het is voor de Heer" (Romeinen 14:8).
Studievragen:
1. Welke principes van dood en rouwen kan je door heel deze Parasjah heen vinden?
2. Wat is de betekenis van het zegenen van Efraïm en Menashe door Jacob?
3. Wat betekent deze zegening voor a) Joséf? b) Efraïm en Menashé? c)Jacob? d) Israël als geheel?
4. Waarom denk je dat G'd ons vertelt dat mensen zoals Efraïm en Menashé in hoofdstuk 48:20 gezegend
worden?
5. Wat is de betekenis van de zegeningen in hoofdstuk 49?
6. Neem kennis van elk van de twaalf zonen en ga na hoe deze profetieën vervuld werden.
7. Waarom werd Ruben, de eerstgeborene, gepasseerd en beroofd van zijn eerstgeboorte recht?
8. Waarom werden zowel Sjim'on als ook Levi gepasseerd en beroofd van hun geboorterechten?
9. Hoe past Jesjoea in de profetie voor Juda?
10. Waarom merkt Jacob in het midden van de zegeningen, in 49:18, op: "Op Uw hulp hoop ik, Heer!"
11. Waarom denk je dat Joséf Far'o vertelde dat zij zouden terugkeren na de begrafenis van hun vader? De
hongersnood was blijkbaar over toen zij optrokken naar het land Kanaän, het Beloofde Land. Waarom
bleven zij niet in Kanaän?
J.H. ten Kate 18 December 2002 (naar Berkowitz).
Auteur: Ariel Berkowitz
(Ariël en D’vorah Berkowitz, zijn Messiasbelijdende Joden die met hun vier kinderen in Jeruzalem wonen. Ariël is theoloog en voorganger.)
Keuze: Jur van Calkar
Layout: Ida (spelling enigszins bewerkt)
Maak jouw eigen website met JouwWeb